Het menneke Petrus en de Binderseindse kermis

Dit verhaal maakt deel uit van een maandelijkse serie. De verhalen worden geschreven door Hans Vogels van Heemkundekring Helmont. Reacties kunnen ook gemaild worden naar info@heemkundekringhelmont.nl

Vroeger werden in Helmond regelmatig luisterrijke processies gehouden, die tussen de armoedige huisjes door over de rouw geplaveide straten trokken. Voor de woningen van arm en rijk brandden kaarsjes, die de gelovigen aanspoorden even de gedachten af te wenden van het aardse en op te zien naar het hogere. Op de eerste dinsdag na Pinksteren was er een processie met het Heilig Sacrament en van Pasen tot Drievuldigheidszondag trok men langs het kerkhof dat rondom de kerk lag. Ook op Sint Lambertusdag, Allerheiligen, Kerstmis en op Onze Lieve Vrouwendagen waren er stille omgangen. Op de feestdag van Maria Magdalena trok de plechtige optocht naar het Aloysius gasthuis op de Markt, waar stichtelijk werd gepreekt.

Met de Kruisdagen (de dagen tussen de vijfde zondag na Pasen en Hemelvaart) trok de processie op de eerste dag naar De Haghe, op de tweede naar Binderen en op de derde naar het Hoogeind. Ook op deze plekken werden moraliserende preken gehouden. Op de feestdag van de Heilige Johannes de Doper trok de stoet met het Heilig Sacrament door het Meistraetken en de Donkerpoort. Een illustere processie voerde naar het kasteel. Voor de poort werd een altaar neergezet, waar hosties werden uitgestald en de gelovigen een poosje in gebed verzonken. Op de feestdag van de Apostelen Petrus en Paulus leidde de stoet, zonder het Heilig Sacrament, naar het kapelletje van de Heilige Petrus in de Bindersestraat. Daarna werden de processiegangers geacht weer naar de kerk te gaan.

Foto uit 1901. Schoenenpoetser Hannes van Aarle bij de brug over de Ameide op de Watermolenwal. Hij staat onder een kroon, een versiering die tijdens de kermis in de wijk werd aangebracht. (Regionaal Historisch Centrum)

Dat gebeurde echter niet altijd, de terugweg verliep vaak onordelijk, omdat het volk de cafés inging. Immers na de processie was het feest en werd de Binderseindse kermis gehouden. De vastenavond en de kermis waren de grootste vreugdepunten in het leven, daar werd lang naar uitgezien en voor gespaard. De meeste mensen leidden een eentonig bestaan. Ze hadden lange werkdagen, kwamen zelden buiten hun buurt en vonden in hun schaarse vrije tijd nauwelijks afleiding. Verpozing vond men op de buurtkermissen, zoals de Steenwegse-, Geremtsche- en dus ook de Binderseindse kermis. In de tuinen achter de cafés kon men prijsschieten, daaromheen waren vermakelijkheden opgesteld. Op het kermisterrein was het enorm druk. Voor de kinderen stond er Driek de scharenslijper met zijn mallemolen. Er was een Kop van Jut, enkele waarzeggers en niet te vergeten een oliebollenkraam.

De Binderseindse kermis mocht niet bezocht worden door mensen met ongepoetste schoenen. Deze gewoonte is waarschijnlijk ontstaan als een vingerwijzing naar het gebod om een gildekoning op zijn paasbest, en dus ook met glanzende schoenen te benaderen. In de negentiende eeuw liepen er op de kermis veel schoenenpoetsers rond. Men kon niet over het terrein lopen zonder vijfentwintig keer door iemand aangeklampt te zijn om je schoenen te mogen poetsen. Dan lag weer deze dan weer gene aan je voeten. Iedereen wenste je netjes te zien, maar vooral wilde iedereen wat bijverdienen. Later verslapte het gebruik en werd het schoenen poetsen minder.

De laatste schoenenpoetser was Hannes van Aarle, die altijd bij een aan een paal bevestigde kroon, bij de brug over de Ameide, zijn diensten aanbood. Als Hannes daar stond kwam je er niet langs zonder dat hij je schoenen had gepoetst en je hem daarvoor een kleine beloning had gegeven. Bij de laatste kermis die Hannes meemaakte (hij overleed op 28 januari 1912) werd van hem een foto gemaakt bij zijn kroon en met een borstel in de hand. Waarschijnlijk is die genomen door August Sassen, die zich buitengewoon voor oude gebruiken en volkskunst interesseerde en die pogingen in het werk stelde om tot een folkloristisch museum te komen.

Petruskapel

In de Binderstraat stond sinds jaar en dag een kapel. Het was de zogenoemde Sint Petruskapel die in de protestantse tijd niet werd getolereerd. De processies werden verboden en de kapel afgebroken, maar het beeld van de Heilige Petrus bleef bewaard. Het werd door mensen uit de buurt verborgen gehouden. Toen er voor de katholieken betere tijden aanbraken, werd het weer tevoorschijn gehaald en jaarlijks, bij gelegenheid van de Binderseindse kermis, voor een van de huizen versierd. Voor het beeld werden kaarsen gebrand. De gelovigen knielden er neer voor een gebed en brachten een geldelijk offer. Dat er niemand aan Sint Petrus voorbijliep, zorgde de oude op krukken lopende Gonde de Wolf, die in een van de huisjes woonde. Sommigen beweerden dat de offers dienden voor Gonde’s onderhoud, maar de meeste mensen waren er van overtuigd dat van het geld Heilige Missen werden gelezen en goede doelen werden gesteund.

De apostel Petrus. Schilderij van Peter Paul Rubens, die rond 1612 een serie portretten van alle apostelen maakte. Petrus werd afgebeeld met de sleutels van de hemelpoort in zijn handen. (Rijksmuseum Amsterdam)

Dat het beeld van de Heilige Petrus verborgen werd gehouden, werd later door mensen bevestigd. Verscheidene ouderen hebben er ruimschoots over verteld. Die verhalen werden opgetekend door geschiedkundige Spooren. Zo vertelde een oude dame dat ze van haar grootmoeder had gehoord dat de bewoners van het huis waar Sint Petrus werd bewaard, het beeld wilden opruimen, maar dat het telkens naar zijn oude plaats terugkeerde. Het lag veilig op de zolder van een huis aan het Binderseind dat werd bewoond door Frans Kampers, een kamslager. (wolkam waarmee wolwevers de vezels van de wol ontrafelen en evenwijdig leggen, om een draad te kunnen spinnen)

Het beeld werd met een tikkeltje heiligschennis het ‘menneke’ genoemd. Dat klonk aan de ene kant enigszins liefkozend, maar werd aan de andere kant als krenking van een ‘heilig verklaarde’ ervaren. Het was ongeveer een halve meter hoog, bruin van kleur en fijn besneden. Het had zwart krulhaar, een uitgewerkte baard, een opengeslagen mantel en blote voeten. In zijn linkerhand droeg Petrus een boek waarop een Latijnse tekst stond. In de rechterhand droeg hij een bos sleutels, als symbool voor zijn functie als poortwachter van de hemel.

Verdwenen

Toen Kampers zijn huis kocht stond het beeld op zolder, gewoonweg omdat het er altijd had gestaan. Daarom hield Sint Petrus zijn ereplaats. Meerdere keren had de vorige eigenaar er geld voor kunnen krijgen, heel veel zelfs. Eens kwam Pietje den Oude uit Aarle-Rixtel er op af en bood er zestig gulden voor. Het bod werd geweigerd. Later kwam hij terug en bracht iemand mee die er eerst honderd en daarna zelfs driehonderd gulden voor wilde geven. Nog steeds weigerde Frans: ‘al bood ge er duizend gulden voor, het gaat zolang ik leef niet mijn huis uit’.

Na zijn overlijden werd zijn inboedel verkocht door notaris Dijkhoff. Ook het beeld van Petrus kwam onder de hamer, maar niemand deed een bod. De notaris schijnt de kopers nog opgehitst te hebben om het te kopen, maar niemand had interesse en ook de notaris zelf was niet geïnteresseerd. Een van Frans’ zonen heeft Sint Petrus zo mogelijk alsnog verkocht. Misschien wel aan Pietje den Oude, die voor ene Van Herk handelde, een antiquair uit Antwerpen. Mogelijk is het Helmondse beeld naar België vertrokken. Een museumbezoeker zou hem daar zomaar ergens kunnen aantreffen.

Spaarpotje

Nauwelijks was de kermis voorbij of men begon te sparen voor het volgende jaar. Daaraan deed jong en oud mee, maar voornamelijk jongelui. Iedere week werd door de werkgevers, met instemming van de ouders, een klein deel van het loon ter bewaring ingehouden. Later, toen het aantal inleggers te groot werd, wilden zij dat niet meer doen. Dit was jammer, want het geld werd niet alleen gespaard voor het bekostigen van de kermis, maar ook voor het houden van bedevaarten, het kopen van een uitzet, voor een reisje of als een spaarpotje voor de oude dag.

Nu de patronen het niet meer deden, moest er iets anders op gevonden worden. Want zo goed kende de Helmonder zichzelf wel, als hij het zelf moest bewaren, kwam er niets van terecht. Er werden gauw enkele vertrouwde lui gevonden, die het geld tegen een kleine vergoeding wilden bewaren. In iedere wijk kon men met zijn spaarpenningen ergens terecht. Zeker, het gebeurde wel dat zo’n beheerder minder solide bleek te zijn en het geld verminderde, maar gebeurt dat tegenwoordig ook niet met onze banken?

Tip de redactie

Ditishelmond.nl

Heb je een nieuws- of agenda-item, leuke foto of video over Helmond en wil je dit delen?
Stuur het dan in naar onze redactie. Zo weten wíj wat er leeft en speelt in uw wijk!
E-mail: redactie@ditishelmond.nl
Telefoon: 088 166 67 00

Geschreven door Heemkundekring Helmont

Heemkundekring Helmont

Dit artikel heeft 3 reacties

  1. Theo van Beeck Reply

    Geweldig initiatief! Fascinerend verhaal, schreeuwt om meer…!

  2. Cissie Maas Reply

    Een prachtig verhaal met kennis van begin 1900. Ik zie al weer uit naar het volgende verhaal.

  3. Gert H.M. Bouten Reply

    Fantastisch. Als “import Helmonder” raak ik met dit soort kennis steeds beter ingeburgerd. Bedankt hiervoor.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *